Bolivia
Zuid-Amerika’s best bewaarde wijngeheimen is Bolivia. De Bolivianen maken wijn op zeer grote hoogte (gran altura), wat resulteert in een stijl met ingetogen fruitintensiteit, matig alcohol en mooie fraîcheur. Ze doen dit al bijna 500 jaar maar zijn toch nog internationaal obscuur. Master of Wine Cees van Casteren bezocht naast Bolivia ook de Ica vallei in Peru.
Francisco Pizarro
Had Conquistador Francisco Pizarro enig idee wat hij teweeg zou brengen toen hij in 1547 beval wijnstokken aan te planten in Ica in Peru en een paar jaar later in Cinti in Bolivia? Een ander Zuid-Amerika’s best bewaarde wijngeheimen. Binnen tien jaar zou Peru een bloeiende wijnindustrie ontwikkelen met meer dan 40.000 hectare wijngaard! Sterker nog, de Peruanen zouden zoveel wijn produceren dat het werd geëxporteerd, niet alleen naar andere Zuid-Amerikaanse landen, maar ook terug naar Spanje. De Spaanse autoriteiten, niet gewend om met hun koloniën te moeten concurreren, vonden het alles behalve leuk en kwamen met een decreet waarin bevolen werd alle wijngaarden in Peru te rooien. Maar het was te laat. Wijnbouw zou in Peru blijven tot andere ontwikkelingen roet in het eten zouden gooien zoals aardbevingen en phylloxera in 1880.
Spaanse kolonisten en Augustijner monniken
In buurland Bolivia zouden Spaanse kolonisten en Augustijner monniken de eerste wijnstokken aanplanten vanaf 1548 in Cinti en in 1561 op de uitlopers van het Sütõ-gebergte rondom de net opgerichte stad Santa Cruz de la Sierra (als ook in de Luribay Canyon, ten zuiden van de huidige hoofdstad La Paz). Na consolidatie van de macht plantten de Spanjaarden ook wijngaarden aan op de oostelijke hellingen van de Andes. In 1618 stichtte Pedro Escalante y Mendoza het ‘Pueblo del Valle de la Purificación’, tegenwoordig bekend als Samaipatha, dat in het Quechua ‘rustplaats in de hoogte’ betekent. Ook tegenwoordig vind je hier nog altijd wijngaarden.
Peru
Echter, in tegenstelling tot in Peru zou het een halve eeuw duren voor de Boliviaanse wijnindustrie om zich echt te ontwikkelen. Pas toen de Spanjaarden de hoge valleien op de oostelijke hellingen van de Andes in het zuiden van Bolivia hadden veroverd, zou een professionele wijnsector vorm krijgen. Het was hier aan de oevers van de rivier de Mizque (Mizque was de thuisbasis van de aartsbischop – vandaar de noodzaak voor wijn) en meer naar het zuiden in Tarija (dicht bij de grens met Argentinië) op 1.800-1.900 meter hoogte dat systematische wijnproductie succesvol werd. Vanaf 1600 zouden priesters ook wijngaarden opzetten in Vallegrande, Tomina, Pilaya, Paspalla, Cinti en Samaipatha.
De wijnstok als klimplant
De twee dominante rassen die uit Spanje geïmporteerd werden, waren muscat d’alejandria en misionera (ook wel bekend als negra criolla). De Spanjaarden gebruikten een geheel eigen systeem voor het geleiden van de wijnstok; in de gebieden die te vochtig waren voor gobelet, gebruikte men de lokale schinus molle (peperboom) in gesnoeide vorm om de wijnstok tegen op te laten groeien. Dit gebruik van de wijnstok als klimplant in bomen is bijna overal op de wereld vervangen door moderne systemen, behalve hier in Cinti en Tarija.
Tarija en Camargo
Van alle Boliviaanse regio’s zou vooral in de zuidelijke gebieden van Tarija en Camargo (in de prachtige Los Cintis Valley – een lange canyon drie uur ten noordwesten van Tarija) wijnbouw floreren. Daar waren twee redenen voor. Eén daarvan was het klimaat en de beschikbaarheid van water. Ook gaven de enorme verschillen tussen dag- en nachttemperatuur (soms tot wel 30 graden C) de wijnen een frisheid die uniek was (en is) in Zuid-Amerika.
De tweede reden was de nabijheid van Potosí. Deze stad werd gesticht door de Spanjaarden in 1545 (ze hadden gehoord dat de Inca’s hier in de oudheid goud had gewonnen) in de hoop om zelf ook zilver of goud te vinden.
De Cerro Rico-berg
Hetgeen lukte, en hoe! De Cerro Rico-berg bleek de grootste reserves aan zilver in de wereld te bevatten en de Spanjaarden sleepten miljoenen Indianen naar Potosí om in de holen van de berg het zilvererts voor hen te delven. Velen zouden daarbij de dood vinden. Maar Potosí, een ontoegankelijke Boliviaanse stad op meer dan 4.000 meter hoogte in de droge, onvruchtbare woestijnvlakte van midden Bolivia, werd het centrum van de wereld en met 200.000 inwoners groter dan Londen of Parijs in de 17e eeuw.
Lama’s en muilezels
Meer dan 70.000 ton zilver zouden door lama’s en muilezels naar de kust worden vervoerd, verscheept naar Panama City en per ezel vervolgens over de landengte van Panama naar Portobello worden vervoerd. Hier nam de Spaanse vloot de kostbare lading over voor eindbestemming Spanje (al stak onze Piet Hein daar soms een stokje voor). Met de welvaart van Potosí zou ook de wijnsector in Cinti en Tarija zijn gouden eeuw hebben. Ook maakte men hier een distillaat, Singani genaamd, exclusief gemaakt van muscat de alejandria. Het zou de favoriete drank worden van de bewoners van Potosí om zich in de ijskoude strenge winters mee op te warmen.
Zilvermijnen van Potosí
De situatie veranderde toen eind 19e eeuw de zilvermijnen van Potosí opdroogden en toen begin 20e eeuw phylloxera en nematoden veel schade aanrichtten. Het duurde tot 1960 voordat resistente onderstammen en goede kwaliteit vinifera-stekken werden ingevoerd om de wijnbouw in Bolivia nieuw leven in te blazen. Duitse emigrant Kohlberg nam daarbij het voortouw.
Vier verschillende aanbouwgebieden
Sindsdien zijn er vier verschillende aanbouwgebieden: de Central Valley van Tarija met 2.400 hectare van 1.800 tot 2.150 meter hoogte; de Cinti-vallei met 300 ha op 2.220-2.500 meter hoogte; de valleien van Santa Cruz met 500 hectare op 1.750 tot 2.050m (Samaipatha en Vallegrande) en diverse heel kleine valleien in Potosí, La Paz en Cochabamba met ongeveer 500 hectare op 1.600 tot meer dan 3.000 meter hoogte.
Het totale wijngaardoppervlak is op dit moment niet meer dan 3.000 hectare (65 individuele wijngaarden), hoewel expansie in alle gebieden mogelijk is. In termen van potentieel is Vallegrande in de buurt van Santa Cruz de la Sierra het meest veelbelovende gebied voor uitbreiding. Hier kunnen in de toekomst zo’n 40.000 tot 60.000 hectare worden ontwikkeld.
Klimaat
Hoewel de wijngaarden in Bolivia zich bevinden tussen 17.00º en 21.53º zuiderbreedte en boven de typische wijnbouwgordel van het zuidelijk halfrond, is het klimaat gematigd en semi-droog als gevolg van de hoge ligging. Er valt jaarlijks 400 mm regen, maar in tegenstelling tot de meest andere wijngebieden valt alle regen uitsluitend in de zomer. De neerslag komt mee met stormen die dorpen en wijngaarden onder water kunnen zetten en met hagelstenen zo groot als golfballen. Irrigatie is nodig om van de ene naar de andere zomer te overleven. Het effect overigens van die zomerregens is een soort verdunning van de most met matige alcoholgehalten en ingetogen fruitintensiteit als resultante. De zon is intens en de UV-straling extreem hoog; hierdoor rijpen de tannines hier uitzonderlijk goed en hebben bijna alle rode wijnen uit Bolivia hele zachte tannines.
Druivenrassen
Van alle wijngaarden is 70% beplant met muscat de alejandria. De overige 30% bestaat voornamelijk uit rode rassen zoals tannat, malbec, cabernet en syrah. Daarvan wint vooral tannat snel terrein. Producenten als Aranjuez, Kohlberg en Campos de Solana maken fantastische wijnen op basis van tannat. Dat vind ik niet allleen, want afgelopen maand won de Tannat van Campos de Solana bij de Decanter World Wine Awards de prijs van ‘Beste rode wijn in Zuid-Amerika onder GBP15’. En dat te midden van alle gevestigde namen uit Chili en Argentinië!!
De gouden eeuw voor de wijnbouw liep ten einde toen de zilvermijnen van Potosí opdroogden
Peru: meer dan Pisco
Een keerpunt in de Peruaanse wijnindustrie was de aardbeving van 1756 waarbij bijna alle wijngaarden in het centrale en zuidelijke deel van Peru werden vernietigd. Zoals de historicus Jorge Basadre zei: de aardbeving doodde niet alleen duizenden mensen, maar ook honderden prille sectoren. Na de aardbeving verdween wijnbouw en wijnproductie bijna volledig uit het Peruaanse landschap. De een zijn dood is de ander zijn brood. Andere landen profiteerden van de ramp in Peru; er is een sterke correlatie tussen de ineenstorting van de wijnindustrie in Peru en de groei van de sector in Chili en Argentinië.
Phylloxera
Phylloxera (die de regio in 1880 trof) was de genadeklap. Op zijn hoogtepunt had het land meer dan 50.000 ha aan wijngaarden, na de aardbeving nog 3.000ha, hetgeen na phylloxera decimeerde. Het zou tot de jaren vijftig en zestig duren voordat nieuwe iniatieven onststonden in Ica en Chincha (vlakbij Lima). Het zou een opwekking van korte duur worden aangezien de landhervorming van 1970 verdere groei in de weg stond.
De huidige aanplant is 11.000 ha. De meeste wijngaarden worden gebruikt voor de productie van Pisco, maar naast wijnbouw groeit ook de druiventeelt voor tafeldruiven.
Peru heeft drie klimaatzones:
– Sierra: uitlopers van de Andes met gematigde temperaturen
– Selva: tropisch in de oostelijke delen, laaglanden en jungle
– Costa: onderste gedeelte kust deels woestijn
Het grootste deel van de wijnbouw is in de Costa-klimaatzone. Hier profiteren de druiven net als in Chili van de Humboldt Current, de koude golfstroom.
Pisco en Ica
Meest aangeplant is het gebied rond Pisco en Ica. De zomertemperaturen liggen tussen de 24 en 35 graden (‘s nachts 18-22 graden) met relatief warme winters. Nauwelijks regenval, maar net als in Chili is er voldoende Andeswater beschikbaar. Luchtvochtigheid zorgt voor schimmelziekten, hoewel de zeebries dat nog vaak kan voorkomen. Aangeplante rassen zijn albillo, alicante bouschet, barbera, isabella, cabernet sauvignon, grenache, malbec, tannat, moscatel, sauvignon blanc en torontel. Ook zijn er veel tafeldruiven zoals italia, negra corriente, quebrante en borgogna (hybriden), vooral voor toepassing in Pisco. De wijngaarden voor tafeldruiven is gecentreerd rond Trujillo, ten noorden van Lima. In het zuiden, in Arequipa en Moquena (aan de Chileense grens van Tacna) is het belangrijkste gebied voor wijnbouw voor Pisco.
Wijnbedrijven
Peru kent enkele grotere wijnbedrijven waaronder Santiago Queirolo, Tacama en Tabernero wat Zuid-Amerika’s best bewaarde wijngeheimen heten en een vijftigtal kleinere piscomakerijen. Daarnaast zijn er wel 300 Piscoproducenten waarvan het gros boutique is.
Zoals Boliviaanse wijnen nu langzaam doordringen in Europa zullen het rijke assortiment Pisco en de grote drie van Peru dat vast en zeker ook doen. De wijnen zijn goed genoeg. De vraag is niet ‘of’ maar ‘wanneer’.